Nog drie dagen

En dan moet de eerste Nederlandse versie af zijn van András Forgách’ boek (roman?) Élő kötet nem marad. De Engelse versie verschijnt al in april (No live files remain, in de knappe vertaling van Paul Olchváry). Daarover is nu een promotievideo verschenen, kijk hier:


Het is een boek met tanden, bij vlagen hilarisch, soms dor irritant, soms heel raak en roerend, maar zeker informatief, op het randje van exhibitionistisch. Hongarije in de ‘soft-socialistische’ late jaren, met mensen voor en tegen, onmachtig in en buiten het systeem, Israel en de Arabieren, de Holocaust, toe maar. Met talloze excursen, feiten en namen tussen neus en lippen door, die je langs even zovele nieuwe paden sturen. Een lange, ongemakkelijke blik in de keuken van een schrijver die aan systeemontleding doet, en daarbij zichzelf en de zijnen niet spaart. Een poging tot reconstructie. Een ontdekking van een wereld en werelden. Een altaar voor moeilijke liefde.

Mijn vertaling van dit Hongaarse boek verschijnt in de loop van 2018 bij uitgeverij Cossee.

Elo kotet nem marad_Forgach Andras

Péter Demény: Lofdicht

De dictator heeft alleen het beste met je voor,
hij kan er niets aan doen,
dat hij als enige weet
wat goed voor je is.
Om die reden moet hij
soms iemand doden,
soms meerdere iemanden –
de waarheid heeft immers
zoveel vijanden!
Iedereen kan toch begrijpen
dat je niet overal
rekening mee kunt houden
– met families, rechten,
het leven, en andersoortige
pietluttigheden, terwijl
de eer van het vaderland
op het spel staat.
En niemand hoeft mij te vertellen
dat de dictator niet
het allermeeste lijdt
onder de offers voor het rechte pad.
Maar heeft er ooit iemand
rechte paden zonder offers gezien?
Alleen de teerhartigen, die
te laf zijn om het leven
van anderen te offeren voor het
algemeen belang.
Dictators zijn niet weekhartig.
Dictators zijn grote kenners en verliezers
der waarheid.
Het ligt immers in de lijn der dingen
dat er met de tijd steeds minder zijn,
die de waarheid kennen, en weten
wat goed voor je is.

 

Péter Demény: Lofdicht

Demény Péter: Dicséret (2017)

Vertaling: Rebekka Hermán Mostert

János Pilinszky: Ik geloof

Ik geloof, dat ik je liefheb;
Met gesloten ogen ween ik omdat jij leeft.
Toch worden echter, zoals je ziet
door goden, stof, en tijd
zware hobbels opgeworpen tussen jou
en mij
zodat ik soms gegrepen word
door Liefde’s hoogtevrees
en benepen ongerustheid.

Dan kruip ik in bed vol angst,
zoals de natuur vreest rond middernacht,
geluidloos en zonder teken.

En daarna
geloof ik opnieuw, dat wij bij elkaar horen,
zodra ik mijn hand in jouw hand heb gelegd.

 

János Pilinszky: Ik geloof
Pilinszky János: Azt hiszem (Szálkák: 1971-1972)

Vertaling: RR Hermán Mostert

 

 

Sneak preview

Een stukje vooraf uit de vertaling van het boek van András Forgách: Élő kötet nem marad.
Omdat het vandaag 20 december is, en dus precies 34 jaar geleden dat de beschreven scene zich afspeelde.

“Zodra ze alleen was achtergebleven in de woning sloot mevrouw Pápai zorgvuldig de voordeur, en liet de sleutel in het slot zitten.
Als eerste keek ze rond in de kamer van haar zoon. Op de vloer naast het bed lagen een paar boeken, en daarnaast de gestencilde uitgave van de clandestiene Beszélő. Ze pakte het losbladige tijdschrift en stopte het achter de boeken in de boekenkast met glazen deurtjes. Daarna besefte ze dat dat niet genoeg was, de vellen waren te zien, ze trok ze uit de kast en bracht ze naar de voorraadkamer, waar ze met veel moeite een grote, gedeukte koffer van een hoge plank tilde. De koffer zat vol ouwe troep: een tooi voor een bedoeïnenzadel, kettingen, koperen kannetjes, een hoop losse foto’s, oude kranten met artikelen van Pápai erin, kralen, borduurgaren, een grote, houtgesneden kameel die dertig jaar geleden door Pápai uit Caïro was meegebracht, een gebarsten aardewerken trommel – snel legde mevrouw Pápai de Beszélő er tussen, ze klikte de twee sloten dicht en duwde de koffer met allerlei kunstgrepen en met een diepe zucht weer op zijn plaats. Naar adem happend en verbitterd stond ze temidden van het opgewarrelde stof. Ze ging terug naar de kamer van haar zoon en hield plotseling stil voor de boekenkast waar een briefje op hing. In haar eigen handschrift stond er een Arabisch gezegde op: de tijd is een zwaard, als jij haar niet snijdt, snijdt ze jou. Ze bleef voor het bureau staan en staarde naar de Consul typemachine, er zat nog een half volgeschreven blad in met de datum van die dag erop, 20 december 1983. Ze haalde het eruit en legde het met de tekst naar beneden op het bureaublad. Ze wist dat haar zoon razend zou zijn als hij erachter kwam, maar dat kon haar niet schelen. Plotseling ontdekte ze een met onbekend handschrift geadresseerde envelop. Ze twijfelde een ogenblik maar kon de verleiding niet weerstaan en stak haar hand erin. Ze haalde er een Franstalige brief uit, er viel ook een foto op de grond. Ze raapte hem op, vanaf de foto werd ze aangekeken door een jonge halfbloed met kroeshaar. Er ging een rilling door haar heen, snel stak ze de brief terug in de envelop. Ze pakte ook nog enkele boeken van de plank, die ze met de ruggen naar achteren tussen de andere boeken terugzette. Ook in de kamer van de gasten hield ze inspectie.
Toen ze hiermee klaar was, ging ze in de woonkamer op de groene divan zitten en zette ze de telefoon klaar op het salontafeltje. Ze zette haar bril op haar neus en begon steeds driftiger in haar notitieboekje te bladeren. Dat boekje zag er vrij bijzonder uit. De omslag was er al lang afgescheurd, de bladzijden hingen er half uit, en hoewel ze eerst nog haar best deed de namen er in alfabetische volgorde in te schrijven, was ze daar later mee opgehouden. Ze had recepten en visitekaartjes tussen de bladzijden gestoken, boven en onder de telefoonnummers stonden uitroeptekens en opmerkingen, namen van medicijnen, postadressen die helemaal niet bij de telefoonnummers hoorden, Hebreeuwse woorden en engelse zinsfragmenten, en zelfs dichtregels in dynamische letters en vol schrijffouten, dwars over de bladzijde heen – ‘Schaamte gloeit op heel mijn lichaam / Duizend naalden prikken mijn brein’–, en als de pagina’s in het kleine opschrijfboekje met de zachte kaft eruit vielen stak mevrouw Pápai ze bijna nooit terug op hun plaats, zodat ze zichzelf nu hoofdschuddend verwijten maakte omdat het haast onmogelijk was om iets terug te vinden in deze brij. ‘Ugghhhh!’
Er klonk een ongeduldige zucht toen ze eindelijk de naam en het nummer gevonden had. Ze haalde diep adem en begon het nummer te draaien.”

Getekend in meel (recensie van Vuurstapel)

https://www.groene.nl/artikel/getekend-in-meel

door Maria Vlaar, De Groene Amsterdammer, 16 maart 2016

 

Pijn helpt je om je dingen te herinneren, ontdekt de dertienjarige Emma als ze bij haar oma in huis woont en beiden voor de opdracht staan om verder te gaan met hun leven, terwijl al hun geliefden dood zijn.

Emma bekrast en prikt zichzelf om zo de herinneringen aan haar liefhebbende ouders uit haar kindertijd boven te laten komen. Toch beschrijft de Hongaarse auteur György Dragomán (1973) geen meelijwekkend vogeltje, maar een levenskrachtige, geestige, ondernemende jonge vrouw. Dragomán groeide op in Transsylvanië en verliet Roemenië als vijftienjarige, kort voordat de revolutie een einde maakte aan het bewind van dictator Ceausescu. In Hongarije groeide hij uit tot een van de belangrijkste schrijvers van zijn generatie. Vuurstapel speelt zich af rond 1990 in Roemenië. De communistische dictator is gedood en Emma’s oma komt haar ophalen uit het kindertehuis waar ze woont. Emma gaat mee met deze voor haar volkomen vreemde vrouw en leert stukje bij beetje haar familiegeschiedenis kennen. Parallel met Emma’s rouwproces om haar gestorven ouders kan oma door de aanwezigheid van haar kleindochter eindelijk rouwen over de dood van haar beste vriendin, een joodse die zij in de Tweede Wereldoorlog voor de razzia’s verborg in de houtschuur achter het huis. Het leven van oma verloopt via drie traumatische gebeurtenissen. De eerste vindt plaats in de oorlog. De nazi’s ontdekken de onderduik en vermoorden ter plekke als vergelding oma’s ouders. Die dood doet de lezer denken aan een iconische moord in Roemenië: de standrechtelijke executie van Ceausescu en zijn vrouw Elena in 1989. Een dood die uiteindelijk voor het volk veel minder veranderde dan gehoopt: ‘Ze schieten een generaal een kogel door zijn kop, en prompt denken alle honden dat zij de baas zijn.’ Voor Emma en oma is de ondergang van het communisme nu eenmaal niet per se een verbetering van hun leven. Oma’s tweede trauma vindt plaats op bijltjesdag, de periode van afrekening na onderdrukking. Als de IJzeren Muur valt moeten opa en oma eraan geloven, omdat zij verklikkers zouden zijn geweest voor de geheime dienst. Heeft opa ook zijn dochter en schoonzoon, Emma’s ouders, verraden? Het hele gezin, generatie op generatie, is getekend door de geschiedenis. Na de 1989-revolutie grijpen de communisten in Roemenië opnieuw de macht. De Securitate maakt zijn eigen rekening op en vermoordt honderden mensen, waarvan velen ‘verdwenen’ zijn. Er breekt een tweede opstand uit van mijn- en staalwerkers, waaromheen zich tegen het einde van het boek, als het verhaal langdradig dreigt te worden, zelfs nog een intrigerende plot ontwikkelt. Opnieuw wordt oma als verklikker door ‘het volk’ veroordeeld, een autoband met diesel om haar nek gelegd. Dat is de derde keer dat oma ‘alles vergeten is’, waarvoor ze al eerder jarenlang in een psychiatrische kliniek doorbracht. Op surrealistische wijze lopen heden en verleden in Vuurstapel door elkaar en soms verschijnen de doden zodat oma met ze kan praten. Het verleden spreekt vanuit een schelp die ze tegen haar oor houdt, en de toekomst voorspelt ze door te tekenen in het meel dat ze uitspreidt over de keukentafel. Oma heeft iets van een heks en dat is niet voor niets: Dragomán laat op onnadrukkelijke wijze zien dat er in Europa nog steeds zoiets bestaat als publieke heksenverbrandingen. Vuurstapel laat met kracht zien hoe hol woorden als verraad, schuld en vergelding eigenlijk zijn als het gaat om mensenlevens. Iedere vergelding wordt weer beantwoord door een andere, maar rechtvaardiging komt niet in zicht. ‘Mijn dood is niet bedoeld om in mijn naam anderen te doden, ik weet niet waarom ik dood moest, maar ik weet wel dat het niet hierom was!’ laat Dragomán een meisje roepen dat tijdens de volksopstand op het Universiteitsplein van Boekarest het leven liet. Dragomán vertelt het verhaal via de dingen. Oma’s huis is bevolkt door opa’s bezittingen, zijn sigaretten, zijn stoel, zijn aansteker. En ook voor Emma, die met nagenoeg niets het kindertehuis verlaat, brengen al die voorwerpen herinneringen met zich mee. Als Emma op school een stervormig ‘maartspeldje’ krijgt om het voorjaar te vieren, denkt oma aan de jodenster die haar vriendin moest dragen. De walnoten uit de tuin die bewaard worden in een grote kist, hoe hun schil voelt, de bitterheid van hun smaak: de prachtig beschreven details in Vuurstapel ademen heimwee naar de tijd waarin het lot nog te keren leek. ‘Het haar wordt rood, het laken wordt wit, de geglazuurde kruik wordt groen, de notenhouten ladekast wordt bruin. Alles wordt weer zoals het voor die tijd was.’ Intussen weet Emma zich ondanks alles te verheugen op haar toekomst en verliefd te worden. Dat lijkt de boodschap van Dragománs indrukwekkende familie-epos: dat een getraumatiseerd volk wel degelijk de rouw kan verwerken en aan een menswaardiger toekomst kan beginnen. Een vuurstapel is immers ook louterend.

 

Recensie van Vuurstapel

Artikel, verslag en interview door Wim Kersbergen
verschenen in Most Magyarul! Tweetalig Hongarije Magazine, januari 2016
http://www.mostmagyarul.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=262&Itemid=247

In januari (2016) verscheen bij uitgeverij Atlas Contact de roman Vuurstapel van György Dragomán. Het Hongaarse origineel Máglya zag in oktober 2014 het levenslicht. In nummer 69 van dit blad schreven we al over dit boek. We frissen even uw geheugen op:

“De ouders van Emma, een meisje van 13 jaar zijn omgekomen bij een auto-ongeluk. Na een half jaar weeshuis wordt zij opgehaald door haar oma van wier bestaan zij tot dan toe nog nooit had gehoord. Zo komt ze terecht in een haar onbekende stad, in een onbekend huis en op een onbekende school. Ze herinnert zich niets van de eerste jaren van haar leven, en weet al helemaal niets van haar familie. In de nieuwe stad komt ze haar verleden en dat van haar familie tegen en langzaam komen ook haar herinneringen terug. Herinneringen kunnen geblokkeerd worden door traumatische gebeurtenissen en hebben soms een ‘magisch’ duwtje nodig om weer tot leven te komen. Dit geld niet alleen voor Emma, ook haar grootmoeder herleeft weer haar verleden en geeft dit aan Emma door.
Dit alles speelt amper twee maanden na de dood van de gehate dictator. Bij de protesten die tot de omwenteling hebben geleid zijn in die stad, als één van de weinige plaatsen in het land, doden gevallen. De lichamen van de doden zijn op mysterieuze wijze verdwenen en dat leidt tot een onafwendbare confrontatie tussen de ‘goeden en de slechten’, de ‘daders en de slachtoffers’. Maar het is onduidelijk wie tot welke groep behoort.”

Het verhaal is doorspekt met magie. Daar moet je in het begin wel even aan wennen, maar soms kan de mens en de maatschappij wel een beetje bovennatuurlijke kracht gebruiken om te overleven.
En nu ligt dus de Nederlandse vertaling in de winkel onder de naam Vuurstapel, vertaald door Rebekka Mostert. Zij vertaalde ook de vorige roman van Dragomán, De witte koning. Net als bij die roman heeft ze vakwerk geleverd. Het boek heeft dezelfde aantrekkingskracht als het origineel. Je kunt het niet wegleggen.

Dragomán in Nederland
Ter gelegenheid van het verschijnen van Vuurstapel was Dragomán in Nederland. Hij was te gast op het literatuurfestival Writers unlimited, winternachten dat van 14 t/m 17 januari 2016 in Den Haag gehouden werd. Thema was dit jaar: Hello darkness. Het festival wilde op zoek gaan naar het gezicht van het kwade in onszelf en in de wereld. Een thema dat naadloos aansluit bij het werk van Dragomán. Zijn romans gaan alle over macht en het misbruik daarvan en het kwade in de mens komt daarbij vaker om de hoek kijken dan het goede.
Dragomán nam met zijn nieuwe boek Vuurstapel deel aan een programma met de titel: Where can you hide? Een programma waaraan nog drie andere schrijvers meededen. De Angolese schrijver José Eduardo Agualusa waarvan recent de roman Vergeten is verschenen, Petina Gappah uit Zimbabwe met haar nieuwste roman Het boek van Memory, en de Poolse Joanna Bator met haar boek Dark, almost night. Zonder er diep op in te gaan allemaal boeken die op zoek gaan naar het kwade in de mens en naar een plek om daarvoor te schuilen. Zowel de Hongaarse ambassadeur als de Poolse cultureel attaché waren bij deze voorstelling aanwezig.
De schrijvers werden geïnterviewd door radiomaker Lex Bohlmeijer. Daarnaast lazen ze in hun eigen taal een fragment voor uit de genoemde boeken terwijl de vertaling synchroon mee te lezen was op een scherm. Ook lieten ze een afbeelding zien van de plek waar zij zouden schuilen voor het kwade. Dat varieerde van een huis van vrienden op een niet genoemde plek tot de verlatenheid van de woestijn of de anonimiteit van een Japanse stad. Waar niemand jou kent , waar je de taal niet spreekt, waar je dus helemaal alleen bent in de massa. Dragomán liet een beeld zien van een dennenboom. Een beeld dat hij ook gebruikt in Vuurstapel. Emma loopt naar een boom in de tuin. Ze plukt een paar knoppen van de jonge toppen van de takken. Ze voelen zacht en licht kleverig aan in haar handen. De nieuwe naalden zijn zachte flexibele kwastjes. Ze proeft één van de knoppen en die heeft een verrassende heerlijke smaak. Na de tweede wil ze eigenlijk niet meer stoppen met eten maar ze heeft tegelijkertijd het gevoel dat ze dan onvermijdelijk zou verdwijnen en veranderen in zo’n zelfde jonge dennenboom. Wat een geweldig gevoel zou dat zijn. Maar helaas, zij kan niet op die manier schuilen voor het kwade maar moet het recht in de ogen kijken. Opvallend is dat alle schrijvers ook liegen, ontkennen en vergeten noemden als een vorm van schuilen voor het kwade. Thema’s die ook terugkeren in “Vuurstapel”.

De interviewer, Lex Bohlmeijer, zei dat hij bij het lezen van Vuurstapel steeds het gevoel had dat het mis kon gaan en Dragomán vertelde dat hij datzelfde gevoel had bij het schrijven. Het was als lopen op onbetrouwbaar ijs, balanceren op een koord. Elke stap kan de laatste zijn maar het kan ook goed gaan met verstrekkende gevolgen. Een persoonlijk voorbeeld is de ontsnapping van Dragománs grootmoeder van moeders zijde uit het getto van Nográd, kort voor de deportatie van alle daar opgesloten Joden, naar de vernietigingskampen in Polen.
Dragomán sprak verder ook over het jezelf verbergen onder een dictatoriaal regime. Hij vertelde dat het vaak omgekeerd was. Je kunt je niet verbergen voor het systeem maar het systeem verbergt jou. Je moet één worden met het systeem, je hebt geen andere keuze. De vrijheid, na de omwenteling, was volgens hem ook het grootst voor de jongeren en de jong volwassenen. Nog niet gebroken en gedesillusioneerd door de voorgaande jaren onder het regime, en nog jong en ambitieus genoeg om te profiteren van de (vermeende) nieuwe mogelijkheden. Later bleek natuurlijk dat veel van die mogelijkheden, misschien zou hij wel de eerste Hongaarse astronaut worden, toch minder reëel waren dan in de eerste euforie gedacht. En dat de ‘gevangenis’ van het systeem toch ook in jezelf voortleeft. Een belangrijk houvast in een autoritair systeem en een wapen tegen propaganda is volgens Dragomán poëzie.
Deze thematiek kwam wederom aan de orde in een andere voorstelling waar Dragomán een stuk voorlas uit een tekst die voor hem belangrijk en inspirerend was. Hij koos voor 1984 van George Orwell. Eén van de eerste boeken die hij las nadat hij op zijn 13e met zijn ouders verhuisd was naar Szombathely in Hongarije. Een ander boek dat hij toen kon lezen was In de ban van de ring maar hij vond 1984 beter.

 

 

Esterházy-woorden

Péter Esterházy

Uit het wondere leven van woorden (fragment)

 

Ik persoonlijk ben goed bevriend met de taal – daarbij bedoel ik de Hongaarse taal –, of beter gezegd, de taal is goed bevriend met mij, ze staat mij deze vriendschap toe, want al kan het best zo wezen dat mijn collega-dichter heer en meester was toen hij schreef dat hij heer en meester was en de verzen slechts schone diensters, uiteindelijk is de taal heer en meester.

Daarom moet ik mij trouw betonen, met uw welnemen, maar niet aan mijn land, niet aan mijn vaderland, niet aan mijn klasse, als ik die heb, en niet aan mijn familie, maar enkel en alleen aan de taal, de Hongaarse taal. Ik ben in goed gezelschap. (…)

Een schrijver moet de woorden van heel dichtbij kennen, hij moet ze vastpakken, om en om draaien, zich afvragen wat hij ermee kan, wat ze met zich laten doen, hoe ze ouder worden, hoe ze verstarren of beginnen te kraaien, hoe ze gehumeurd zijn, met welk been ze uit bed zijn gestapt, of ze vertroeteld of afgeblaft moeten worden, of dat zíj juist vertroetelen of afblaffen. Een gewoon burgermens kent dit alles ook, maar niet met woorden.

Wittgenstein stelt dat woorden geen betekenis hebben, alleen een gebruik, en van dat gebruik moeten we de actuele stand van zaken kennen. (…)

Het woordgebruik verandert in ruimte en tijd, en er wordt weliswaar gezegd dat een schrijver in een bepaalde taal schrijft, en niet in een bepaald land, maar toch, waar houdt het Duits op, en begint het Duits? Spreken ze in Zürich dezelfde taal als in Wenen? Niet helemaal. In Csíkszereda spreken ze een ander Hongaars dan in Boedapest. De omgeving is ook anders, een woord klinkt heel anders als je het in een diepe put roept, dan… op de pampa’s, vooropgesteld dat een pampa een soort dorre vlakte is, en niet een diersoort, een familielid van de poema en de emoe (…)

Onze ervaringen stammen grotendeels uit de dictatuur, ook onze talige ervaringen. Dictaturen zijn hartstochtelijk, zo niet bloedig verbonden met taal, ik hoef maar naar Orwell’s 1984 te verwijzen, de Newspeak, de nieuwe taal, de Nieuwspraak. Want mensen kunnen bang gemaakt worden, en dan wórden mensen bang, dan geven ze alles toe en vergeten ze alles meteen weer. Maar taal heeft lak aan dictatoren, ze lacht hen niet eens uit, ze haalt slechts haar schouders op, en daarom hebben dictatoren gelijk als ze het nodig vinden om de taal te veranderen. Taal is natuurlijk niet goed en ethisch, het is dus niet zo dat ze een bloedhekel heeft aan dictatoren en de vrijheid liefheeft, nee, taal is er gewoon, en dat valt moeilijk te veranderen. (…)

De taal van een dictatuur is de stilte, de dodelijke, eindeloze, niet in beweging te brengen stilte. Ik ken alleen nog de afgezwakte versie, de slappe uitvoering, de softporno, waarvan het zwijgen de taal is, het zwijgen over de dictatuur, want ook een dictatuur light is een dictatuur, de zwakke dictatuur is ook sterk en verslindt het leven van haar onderdanen. Onder Kádár werd er bijvoorbeeld door iedereen gezwegen over 1956. Zelfs de tafel van vermenigvuldiging had geen 8 x 7. (…)

Kennis van het verleden van woorden is geen vakspecifieke taak van schrijvers, maar een patriottische verplichting, zou je kunnen zeggen, of in ieder geval een noodzakelijke voorwaarde (zij het een onvoldoende voorwaarde) voor het Europese discours. Als een woord vervuild raakt, of door vuile schoften misbruikt is, dan is ook dit gebruik van de taal een onderdeel van dat woord. Of we het er nu mee eens zijn of niet. Dat is geen kwestie van willen of van afspraken. (…)

Maar is dit niet absurd? Alleen omdat een of andere waardeloze nazi of pijlkruiser deze woorden gebruikt heeft, zou ik ze niet meer mogen gebruiken?
Daarom, ja.

Maar ík gebruik dat woord in de oorspronkelijke betekenis!
Er ís geen oorspronkelijke betekenis, er is alleen wat er is.

Maar dat is een beperking van mijn vrijheid!
Inderdaad. Als alles wat er gebeurd is, niet gebeurd was, zouden we ons niet in deze situatie bevinden. Maar is dat niet het minste, deze aandacht, deze voorzichtigheid, deze zelfbeperking, na de absurditeiten – laten we het zo noemen – van de 20e eeuw? Het is geen gebaar naar een ander, het is niet andermans geschiedenis, maar de onze, en onze gevoeligheid is geen beleefdheid, maar moraal. (…)

Kunst wil boven alles vrij zijn, gevoelig voor leugen, voor geknoei, voor Tartuffes. Europa kent een grote traditie van schijnheiligheid, religieuze en morele hypocrisie – het is een levende traditie die steeds opnieuw opgewekt wordt, en ook in onze dagen komen we deze neobarokke huichelarij tegen – totdat! Totdat de dingen met heilige drift bij de naam genoemd worden door de literatuur. En dat is niet niks.(…)

 

Forrás: Esterházy Péter A szavak csodálatos életéből (részlet a Mindentudás Egyetemén tartott előadásból, 2003. szeptember 8.)
http://esterhazy.irolap.hu/hu/a-szavak-csodalatos-eletebol-0

Vertaald uit het Hongaars door: Rebekka Hermán Mostert

 

A Magyar Irodalom Műfordítóinak találkozója

Idézet/Citaat uit Magyar Idők
2017. június 12. hétfő 17:30

MTI

Magyar művek külföldi fordítóit fogadta Áder János köztársasági elnök hétfő délután a fővárosi Sándor-palotában.

„Önök segítenek nekünk magyaroknak abban, hogy irodalmunk világirodalmi rangú legyen” – fogalmazott Áder János. Hozzáfűzte: a külföldi műfordítók munkája révén nem csupán egy-egy szerző munkáját ismerhetik meg a világ olvasói, hanem a magyarok történelméről, szokásairól, hagyományairól, tragédiáiról és dicsőséges pillanatairól is többet tudhatnak meg.

Kosztolányi Dezsőt idézve a köztársasági elnök úgy vélte: a fordítás olyan, mint gúzsba kötve táncolni.

A jól sikerült fordításban éppen az a zseniális, hogy ebből a kötöttségből semmi nem érződik – mondta Áder János, aki felidézte azt is: legutóbb 40 éve rendeztek hasonló találkozót Budapesten, Ady Endre születésének centenáriumához kapcsolódva.

A meghívott mintegy 100 vendég 26 országból érkezett a Magyar Irodalom Műfordítóinak Találkozójára, Budapestre a Petőfi Irodalmi Múzeumon (PIM) belül működő Magyar Könyv- és Fordítástámogatási Iroda szervezésében.

Prőhle Gergely, a PIM főigazgatója a fogadáson kiemelte: Arany János fontosnak tartotta, hogy a világirodalom része legyen a magyar köztudatnak.

„Az ő jegyében járunk el, amikor azt mondjuk, hogy a magyar irodalom része kell legyen a világ köztudatának” – fűzte hozzá.

A résztvevő műfordítók angoltól kezdve a lengyelen át a törökig 24 különböző nyelvre fordítják a magyar irodalom remekeit, köztük Nádas Péter, Spiró György és Tóth Krisztina köteteit. Az Arany-emlékév keretében rendezett találkozó vasárnap a balatonfüredi Fordítóházba tett kirándulással, majd Nádas Péter és fordítóinak beszélgetésével indult.

Hétfőn és kedden előadások és kerekasztal-beszélgetések sorát rendezik meg a PIM-ben, de lesz könyvbörze, és a résztvevők megismerkedhetnek a friss magyar szépirodalmi, valamint gyerek- és ifjúság irodalmi kínálattal is – derül ki a múzeum MTI-hez eljutatott tájékoztatásából.

Ochtendkoorts gepubliceerd!

(van de website van uitgeverij Ambo Anthos)

Ochtendkoorts

Péter Gárdos

Vertaald door: Rebekka Hermán Mostert

De roman Ochtendkoorts van Péter Gárdos speelt zich net na de Tweede Wereldoorlog af en is een tijdloos liefdesverhaal. In Ochtendkoorts wordt Miklós, een Hongaarse overlevende van Bergen-Belsen, verscheept naar een vluchtelingenkamp in Zweden. Hij heeft te horen gekregen dat hij nog maar enkele maanden te leven heeft. Miklós wil iets achterlaten, een bewijs dat hij bestaan heeft, en stelt een lijst op van 117 vrouwen die afkomstig zijn uit hetzelfde gebied als hij, eveneens een kamp overleefd hebben en nu in Zweden zitten. Hij schrijft ieder van hen aan in de hoop op een reactie en een echtgenote. In een ander vluchtelingenkamp leest Lili zijn brief. Ze ligt op bed, heeft niets omhanden en besluit terug te schrijven. Met elke brief raken ze verliefder. In december 1945 besluiten ze elkaar te ontmoeten, en in de drie dagen die ze samen doorbrengen raken ze ervan overtuigd dat ze willen trouwen. Ze moeten alleen nog een manier vinden om dat voor elkaar te krijgen…

Ochtendkoorts is een prachtig liefdesverhaal, gebaseerd op het leven van de ouders van de auteur. Voor de lezers van Haar naam was Sarah en De bakkersdochter. Het boek is een bestseller in meerdere landen.

|
Gepubliceerd februari 2016

Fever at dawn: de film

De filmpremière van Fever at Dawn vond plaats in Wenen, in oktober 2015.
Wanneer zou hij in Nederland uitkomen? Nog vóór de boekvertaling Ochtendkoorts die voor februari gepland staat?