Zonder kloppen

Als ik je liefkrijg mag je binnen zonder kloppen,
maar bedenk goed wat je doet,
ik vlij je op mijn strozak, het ritselende stro zucht met het stof.
Ik breng je vers water in de kan,
je schoenen veeg ik schoon voordat je gaat,
niemand stoort ons hier
buig je gerust over onze kleren om ze te verstellen.

De stilte is een grote stilte, ik zeg het jou nu ook,
als je moe bent bied ik je mijn enige stoel,
ontdoe je in de warmte van je das en kraag,
als je honger hebt krijg je een bord van schoon papier,
en als er meer te eten is, laat dan ook voor mij iets over, ik heb ook eeuwig honger.

Als ik je liefkrijg mag je binnen zonder kloppen,
maar bedenk goed wat je doet,
het zou me pijn doen als je daarna lang wegbleef.

 

(József Attila: Kopogtatás nélkül. Vert. RR Hermán Mostert)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *