De laatste paar eeuwen ben ik in gevecht met een graaf. Hij heeft lang geleden een formidabel boek geschreven dat ik nu uit het Hongaars in het Nederlands vertaal. Dit boek is net een burcht met dikke muren, kleine vensters en zo nu en dan een serie kanonschoten om iedere onverlaat op een afstand te houden.
De graaf heet Miklós Bánffy – Nicolaas Banszoon, zou je kunnen zeggen. Ik mag deze Miklós Bánffy inmiddels erg graag, maar het heeft heel lang geduurd voordat ik in de buurt kon komen van zijn echte ik. Zijn echte ik zit namelijk verstopt tussen fraaie zinnen die bijzonder moeilijk vertaalbaar zijn. Ik heb geprobeerd hem op andere manieren op te zoeken: dertien jaar geleden had ik al eens in zijn vervallen landhuis rondgelopen, en in september 2009 besloot ik nog eens langs te gaan in Bonchida om te zien of het al wat beter gesteld was. “Beter” is een relatief begrip, maar het kasteel wordt in ieder geval stukje bij beetje aangepakt. Veel leven zit er nog niet in, maar wat wil je. Alleen de mythologische foenix herrijst historieloos en ongedeerd uit zijn as.
Volgende kennismaking: ik poog me allengs meer en meer te herinneren van alle reizen, alle jaren, alle beelden en verhalen die ik met me meedraag. Bij tijd en wijle woonde, groeide en studeerde ik immers in datzelfde Transsylvanië waar de graaf en zijn eeuwenoude familie resideerde en waar een wijdvertakte aristocratie bestond bij de gratie van haar welvaart, haar positie, haar ontwikkeling en haar mecenaat.
Tenslotte, als laatste stap in mijn naspeuringen (dit onderdeel is Werk in Uitvoering… nog steeds gaande): Alles wat over hem te lezen viel heb ik bekeken, inclusief andere teksten, schetsen en karikaturen van zijn hand. Eigenlijk bleek al gauw, dat ik de graaf leuker vond dan zijn boek dat niet alleen heel massief is, maar soms zelfs een heel klein beetje slaapverwekkend was.
Het kan ook zijn dat ik gewoon de verkeerde leesmomenten koos, in het begin.
Op een dag ben ik maar gewoon begonnen. En inmiddels staan boek en graaf centraal in mijn werkende bestaan, alle grote golven van het leven trotserend . Zo doe ik dagelijks serieuze pogingen om te vorderen met de vertaling van Erdélyi Történet (deel 1), een roman over de Transsylvaanse aristocratie aan het begin van de twintigste eeuw.
Erg lang hebben we een heel moeizame verhouding gehad, de graaf en ik. Ik had namelijk voortdurend het gevoel dat hij het expres deed, om mij te pesten. Totdat ik een paar keer een knipoog tegenkwam in de tekst. Dat hielp om de boel iets luchtiger te maken. Bovendien constateerde ik al gauw dat ik echt de ideale vertaler voor deze materie was: Transsylvanie, Nederlands, de regio Mezőség en het kasteel in Bonchida. Alles klopte met alles en met mij!
Opeens had ik dus een missie.
Het hielp ook dat mijn Genoot een kritische doch liefdevolle blik op mijn werk wierp en zag dat het best okee was. Normaalgesproken vind ik het niet nodig om tussentijdse evaluaties te laten doen door derden, maar behalve genoemde Genoot heb ik ook Zuj laten kijken naar de eerste afgeronde ronde. En hij las en las en las en vond het hoog tijd om het volgende deel klaar te maken. Ik ben dus vanaf heden zeer geinspireerd. Want ik heb een leeshongerende lezer! Het gaat nog erg erg lang duren voordat het einde bereikt is. De materie telt veel pagina’s en de teller staat op minder dan weinig.
De eerste gevechten om de gunsten van graaf en tekst zijn gewonnen. Doelstijl is grotendeels gevonden, ik concentreer me op conseqentie. Nuttige zoekstrategieen op het internet zijn ook gelokaliseerd en ingelopen. De realia kosten me echter dagelijks en wekelijks serieuze moeite. Ik wens die moeite hier op Translationalia te deponeren, want ik vind dit een prachtig reuzenproject en ik wil zien waar ik vandaan kom als ik straks klaar ben. Net als Klein Duimpje strooi ik een kruimelspoor, voor als ik verdwaald raak tussen de bladzijden.
Holtámiglan
Ha esküvő és ha kétnyelvű, akkor valami tolmácsféle is óhatatlanul jelen van valahol, az események egyik-másik részében. Szerencsés esetben ez a nyelvi csodabogár valami közeli rokon, barát, ismerős. Más esetben egy távolról érkező idegen, aki nyelvtudását és tapasztalatát pénzért kölcsönadja a legszemélyesebb eseményeken is. Így jártam én elmúlt szombaton abban a Békés megyei kisvárosban amit eddig csak a vonatból láttam, átutazóban keletebb vidékekre. Ezúttal pontosan odaindultam, pontosan arra a napra, a megadott időre, és oda is értem, és meg is lett minden, ami kellett.
Ünneplő ruhába négyórás autózás után egy helyi kávézó mosdójában öltöztem át, a Református templomot könnyen megtaláltam, aztán megtalált engem is a riadt szemű menyasszony, és végül mindannyian megszeppenve és ünnepélyesen be is vonultunk a falu szépséges, de öreg templomának hűvösségébe.
Vajon érdemes lett volna neki a saját nyelvén mondania ugyanezt a szöveget? Hogy ne csak érzés szerint fonetikusan, hanem értelmével és nyelvi helyességgel is elmondhassa?
Nyelvi szépérzékem nehezen tűri a rituálé kedvéért tett engedményt (itt: ismeretlen nyelven elmondani egy fontos nyilvános szöveget, fonetikusan – a hagyomány kedvéért), de ilyenkor mégsem vagyok biztos a dologban, mert van ennek egy varázsa, mégpedig valami fanyarkás szépséges.
Ha számtalan apróságban meg is botlott a fogadalomtétel elmondásakor, ez semmit nem von el az elmondottak komolyságából. Sőt, valamiféle párhuzamot látok az elmondott forma és a tartalom között. Akár nagy példája is lehet ez egy házasságnak. Benne van a nagy-nagy egymásra figyelés, az igyekezet a jóra és a másik elfogadására és támogatására, benne van a botladozás és a sikerélmény, az együtt felszusszanás amikor valami jó lett, és benne van a féltő szeretet amivel a többiek körülveszik.
Milyen gyönyörűen sütött a délutáni nap a templomkertben.
És milyen nagyszerű volt aztán fürödni a Kőrösben…
Helaas
Niet mijn helaasheden dit keer, maar die van een Belgische filmmaker wiens film sinds kort in Boedapest draait. De titel De helaasheid der dingen dekt een oprecht, maar niet al te fijnzinnig verhaal, oorspronkelijk in boekvorm verschenen, geschreven door de Vlaming Dimitri Verhulst.
Een Nederlandstalige film in de Hongaarse bios is iedere keer een trots momentje, hoe dan ook. En dat gaat niet alleen over patriottisme, maar ook over de prettige solidariteit tussen kleine landjes en de waardering voor elkaars oprechte culturele pretenties. Nu is Hongarije van oudsher (nou ja, toch minstens sinds de ontdekking van televisie en beeldschermen…) een land van nasynchronisatie en stoutmoedige titelvertalingen, maar soms gaan de mensen van de marketing over de schreef met een te jolige en misplaatst marktgerichte vertaling door iemand die vertantwoordelijk is voor filmtitels.
In het Hongaars klinkt ‘ie zo: Szarul állnak a dolgok. Eufemistisch terugvertaald is dat ongeveer: De zaken staan er slecht voor (vervang ‘slecht’ hierbij door elke gewenste krachtterm).
Deze titel haalt het toch niet bij De helaasheid…?
Nu mag de inhoud van de film weliswaar verre van fijntjes zijn, waarmee de Hongaarse vertaling dus veel beter de lading dekt, maar evengoed is het niet voor niets dat zo’n ongelikt verhaal zo’n lyrische titel krijgt. Een titel is meer dan een marketingmiddel, en film is meer dan een verkoopbaar product. Laat de titel de titel, en de inhoud de inhoud. Het beoogde publiek van deze film kijkt echt wel verder dan zijn neus lang is, en in ieder geval verder dan een filmtitel. Dus waarom zijn importeurs bang om een oorspronkelijke Vlaamse helaasheid aan de man te brengen?
Primeur
Het is een feit: ik refereer aan mijn familie. Zelfs als ik een blogje geboren doe worden. Dat kan ook haast niet anders, want ze zijn met zoveel, ze zijn zo eigenwijs en leuk en lief en slim, dat zelfs het commentaar van de meest cynische muggenzifter na een tijdje als poreus geworden plasticzakjes uiteenvalt.
Er bestaat nog geen blog in mijn familie, dus ik ben de eerste, en dat heeft niets te maken met een tekort aan communicatieve vaardigheden en prangende mededeelzaamheid. Iedereen praat en schrijft en belt zich een aap, maar het wereldwijde web is te groot en te onbekend om betekenisdragende eenheden mee te delen, denk ik.
Ik vrees echter geen zwart gat en roep in deze blog gerust iets naar het Grote Onbekende. Misschien komt er een keer een echo, dan kunnen we samen praten. Net als die twee hondjes in de geniale vertaling van Michel van der Plas en/of Godfried Bomans uit het Duitse origineel Spleen door Friedrich Torberg:
Ich Möchte alles, was ich fühl, nicht fühlen
und ganz allein sein. Nein, nicht ganz allein.
Ich Möchte gern zwei Hunde sein
und miteinander spielen.
Hoe zou dat versje klinken in het Hongaars…?
Over de vertaling van De Witte Koning

In het voorjaar van 2008 verscheen in Nederland onder de titel De Witte Koning de roman A fehér király van de jonge Hongaarse auteur György Dragomán bij uitgeverij Atlas. De roman werd vertaald door Rebekka Hermán Mostert.
“Als vertaler ben je een beetje ambassadeur. Met vertaalwerk maak je ontoegankelijke informatie en materie toegankelijk en je vertegenwoordigt brontaal en doeltaal in beide richtingen. Als het om literair vertalen gaat, kun je zelfs een stapje verder: je maakt ontoegankelijke cultuur toegankelijk. Uiteraard is literatuur geen expliciet cultureel handvest, al is het wel een cultureel product. Door het lezen van romans uit een andere taal kom je veel te weten over denkwijze, gewoonten, sociale verhoudingen, verborgen deugden en gebreken en psychische eigenschappen van een volk.
Ik vertaal uit het Hongaars naar het Nederlands. Daarbij ben ik me ervan bewust dat beide landen maar een beperkte lezerspubliek hebben. Als vertaler van “kleine” talen werk je dus voor een vrij elitaire doelgroep, voor hen die belangstelling hebben voor exotische talen, culturen en uitdagende literatuur. Soms wordt een Hongaars boek een hit, denk aan Gloed van Sándor Márai. Dan bereikt een roman tientallen oplagen waardoor duizenden mensen in aanraking komen met het geestelijk erfgoed van Hongarije. Zulke zegetochten maken Hongaarse boeken niet vaak mee. Slimme uitgevers grijpen zo’n succes wel aan om meer Hongaarse boeken te promoten. Nederlandse uitgeverijen deinen vaak mee op de golven van Duitse en Engelse successen, ze weten dan zeker dat een boek ook in Nederland aan zal slaan. Het is boeiend te zien dat één boek de sleutel tot succes voor een heel taalgebied kan zijn. Er werden altijd al boeken uit het Hongaars vertaald, maar sinds het succes van Márai is er een ware jacht op toppers uit de Hongaarse literatuur. Gelukkig worden zo de klassieke auteurs weer ontdekt, zodat je in de Nederlandse boekwinkels nu een rijk aanbod aan Hongaarse titels kunt vinden.
Het boek A fehér király (2005) van Dragomán dat ik vertaalde raakt aan een regio en een tijdperk die niet benoemd worden, maar herkenbaar zijn als Transsylvanië in Roemenië tijdens de jaren tachtig van de vorige eeuw. Een tijdperk en een regio waarmee ik zelf persoonlijke banden heb. De roman heeft een overrompelende stijl die ruimte opeist. De combinatie van kracht en subtiliteit, ontroering en bruutheid, naiviteit en nuchterheid zorgt voor onvoorspelbaarheid en levendigheid die niet alleen van de lezer, maar ook van de vertaler blijvende aandacht vraagt. Al voordat ik aan de vertaling begon, zag ik dat de tekst een ongemeen boeiende leeservaring biedt die in een Nederlandse vertaling net zo sterk kan zijn. Ieder hoofdstuk heeft een uitgesproken plot en alle lijntjes komen samen in een afsluitend presto furioso. De roman als geheel is ook zo opgebouwd met als dramatisch sluitstuk het achttiende hoofdstuk.
De basale eis voor goede fictie – het verwoorden van primaire levenservaringen vanuit een origineel perspectief – wordt goed vervuld. Met tempo en ritme wordt de lezer meegevoerd naar bekende en onbekende werelden. Bekend omdat al lezende geassocieerd kan worden met eigen universele ervaringen en kennis. Onbekend omdat het perspectief beperkt is en de geduide wereld een vervreemdende authenticiteit heeft. Autobiografische elementen maken dit boek spreekbuis van een regionale Europese generatie die de overgang meemaakte van een wereld vol absurditeiten, gecodeerde communicatiemethoden en dogma’s naar een wereld waarin dit alles wegviel. Plaats, tijd en wezen van dit boek plaatsen de roman in de golfbeweging die nu in Midden- en Oost-Europa plaats vindt, waarin met multi-mediale middelen naar kenbaarheid, verwoordbaarheid en betekenis van het Oost-Europese verleden wordt gezocht.”
Hongarije Vandaag
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Pester Lloyd, december 2008